Scherper zicht op hart en bloedvaten

Met de invoering van de röntgendiagnostiek aan het eind van de 19e eeuw stapte de medische wetenschap een compleet nieuwe wereld binnen. Er kwam zicht op het binnenste van de levende mens zonder daarin binnen te hoeven gaan: niet-invasief zeggen de medici. De eeuw die volgde bracht behalve veel technologische verbeteringen ook een schat aan ervaring op het gebied van de interpretatie van de beelden. Maar tegelijk werden ook de grenzen van de mogelijkheden manifest. Daarom was de bijdrage van de computer meer dan welkom. CT en MRI deden hun intrede, gevolgd door PET. Solo, maar ook steeds vaker in combinatie. Anno 2014 heeft menig modern universitair ziekenhuis de beschikking over deze mogelijkheden. Een machtig instrumentarium, ‘beeldvormend’ in de taal van het ziekenhuis, dat talloze tot dusver ongeziene gebieden en processen ontsluit. Maar waar vervolgens de vraag beantwoord moet worden hoe we wat we zien toepassen op de klinische praktijk. Een onderzoeksgroep, bestaande uit cardiologen, nucleaire geneeskundigen, radiologen en klinische fysici van het MUMC in Maastricht onder leiding van Prof. Dr. J. Wildberger, hoofd Radiologie, gaat daarmee aan de slag. Gesteund door een donatie van Stichting De Weijerhorst.

Haarscherpe opnamen

Wildberger en zijn team concentreren zich op de beeldvorming van hart- en vaatziekten, voor vrouwen in Nederland de belangrijkste doodsoorzaak en voor mannen nog altijd op de tweede plaats na kanker. In dit gebied is nog altijd een wereld te winnen en daarbij spelen de moderne beeldvormende technieken een belangrijke rol. Het MUMC heeft, naast een indrukwekkende line-up van CT, MRI en PET sinds kort ook de beschikking over een volledig geïntegreerde MRI-PET-scanner. Een unicum in Nederland. Daarmee kunnen haarscherpe opnamen gemaakt worden van hart en bloedvaten met daarin door radioactieve markers zichtbaar gemaakte afwijkingen. Maar MRI-PET biedt veel meer dan foto’s, het kan, in combinatie met anatomische beelden, ook informatie geven over functionele aspecten als de pompfunctie van het hart en op moleculair niveau biologische activiteit weergeven.

Betere diagnostiek

Zoals gezegd is beeldvorming pas een eerste stap. Interpretatie en inpassing in de klinische praktijk zijn de volgende. Daarvoor is nauwe samenwerking nodig met de verwijzers, ook om te veel diagnostische scans te vermijden. Zo komen de nieuwe inzichten rechtstreeks ter beschikking van de behandelend artsen. Beter inzicht in het ontstaan en verloop van bepaalde ziekten ondersteunt en verbetert de diagnostiek. Onderzoek via een scan zou invasief diagnostisch onderzoek, bijvoorbeeld via een katheter, overbodig kunnen maken. En niet in de laatste plaats kan dit soort scans risicopatiënten identificeren nog voordat zich symptomen openbaren. Dat maakt een behandeling op maat mogelijk, en een snelle beoordeling van de effectiviteit van een therapie. Zo kan bijvoorbeeld een ‘instabiele plaque’, een vetophoping in een bloedvat, gelokaliseerd en behandeld worden nog voordat deze afscheurt en ergens een belangrijk bloedvat blokkeert.

Overbehandeling vermijden

Meer zien mag dan uiterst belangrijk zijn voor nieuwe inzichten en therapieën, het hoeft niet per se te leiden tot meer behandelen. Integendeel, op grond van een scherp beeld van een situatie is met veel meer precisie te kiezen voor het al dan niet inzetten van een behandeling. Bijvoorbeeld bij de beoordeling van klachten over benauwdheid op de borst. Het is tegenwoordig mogelijk met een uiterst gevoelige bloedproef vast te stellen of het daarbij om een zogeheten ‘acuut coronair syndroom’ gaat. In dat geval wordt al snel besloten tot dotteren. Aan de andere kant kan een infarct met de bloedtest ook met grote betrouwbaarheid worden uitgesloten. Maar de test geeft ook een aantal vals positieve uitslagen. In twijfelgevallen wordt dan via katheterisatie bekeken wat er met het hart aan de hand is. Dat is een belastende en niet helemaal risicoloze ingreep, die desondanks frequent wordt toegepast. Een scan zou in die gevallen uitsluitsel kunnen geven.

Risico mogelijk groter

Een ander onderdeel van het standaardprotocol dat in het kader van het onderzoek kritisch wordt bekeken is het preventief intraveneus toedienen van vocht voor en na het inspuiten van contrastvloeistof. Dit gebeurt bij patiënten met risico op complicaties met de nierfunctie. Recent onderzoek doet vermoeden dat deze voorzorgsmaatregel het risico eerder vergroot dan verkleint. Wildberger en zijn groep gaan na hoe dat precies zit bij een groep van minimaal 1300 patiënten.

En daar komt ook een financieel aspect om de hoek kijken: waar het mogelijk is om de stijging van de kosten van gezondheidszorg, in het huidige tempo rond de 7% per jaar, te vertragen, moet die kans gegrepen worden. In het geval van het preventief vocht inspuiten: de kosten van deze preventieve maatregel kunnen in Nederland al oplopen tot zo’n € 50 miljoen per jaar. Dan is het goed om uit te zoeken of deze maatregel een positief effect voor de patiënt heeft.

Hefboom

Het is uiteraard niet precies te voorspellen wat de verschillende onderzoeksprojecten zullen opleveren. Maar de verwachtingen zijn hooggespannen. Vrijwel zeker resulteren de onderzoeken in een reeks artikelen, scripties en dissertaties van hoog niveau. Maar de betekenis van die resultaten kan wel eens flink uitstijgen boven hun belang voor patiënten, ziekenhuis en universiteit. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter geheel rond medische beeldvorming en verdient voortgezet en verbreed te worden. Het aantrekken van nieuwe fondsen is daarvoor essentieel. En daarmee is de hefboomfunctie van de Weijerhorst-donatie andermaal van groot belang.